Een weekje fietsen in Noorwegen met bagage is pittig, maar goed te doen. In het zuiden zijn er in tegenstelling met het midden en noorden veel wegen om uit te kiezen, zodat het niet ingewikkeld is de drukkere wegen te vermijden en toch een flinke rondtocht te maken.
De noren zijn niet gewend aan fietsers, dus ze zijn er erg voorzichtig mee. Als ze je passeren met de auto nemen ze geen risico en rijden met een grote boog om je heen.
Een helm is niet verplicht en ook niet strict noodzakelijk.
Er zijn in het dichtbevolkte (binnen) land niet veel winkels waar je eten kunt kopen, maar genoeg om er minstens elke vijftig kilometer een tegen te komen. Je hoeft dus niet voor dagen eten mee te slepen. Maar het kan vanwege het Noorse prijspeil ook geen kwaad het nodige van tevoren in te slaan. In Noorwegen is alles in de supermarkt minstens twee keer zo duur. In de regel hebben ze veel (kant-en-klare) diepvriesproducten.
Reken niet te veel op restaurants of snackbars. Als je ze al ergens in een klein stadje tegenkomt (pizza of chinees) zijn ze behoorlijk aan de prijs. De kookfaciliteiten op Noorse campings maken het echter goed mogelijk dat je zelf goede maaltijden bereidt met wat je in de supermarkt koopt. Soms hebben ze ook een magnetron en/of een oven. De faciliteiten zijn zo goed dat als je altijd op een camping staat je je kooktoestel zelfs thuis kunt laten.
Een goede uitrusting en degelijke fiets is wel een vereiste, want reserveonderdelen zijn buiten de kuststreken nauwelijks te krijgen. Ik heb op mijn rondtocht door Noorwegen geen enkele pech gehad. Geen lekke band, niks. De wegen zijn dan ook in uitstekende staat, nauwelijks kuilen in de weg.
Wel anderhalve dag regen, en een paar dagen af en toe een bui, maar dat trok dan snel weer over. Goede regenuitrusting is daarom hard nodig. Koud is het in de zomer nooit in Noorwegen. In de bergen kan het fris worden, maar het blijft altijd prima fietsweer. Vooral in het wetsen kan de wind een flinke spelbreker zijn.
Water kunnen je overal naar believen langs de weg aftappen uit de stroompjes en beekjes (behalve direct aan de kust).
Van Hirtshals naar Amsterdam was het 960 km. Om half acht 's avonds was ik weer thuis. Fietsen in Noorwegen is zeker voor herhaling vatbaar. Maar dan wel vooral in het zuiden. Wat dat aangaat heb ik nog en heel groot deel om verder te ontdekken.
woensdag 17 augustus 2016
Dag 9: Mandal - Kristiansand, 11 aug 2016
Een uitrijdag vandaag. Ik mag in heerlijk weer de hele dag nog langs de Noorse kust rijden, De boot naar Hirtshals gaat aan het begin van de avond. De fietsroute slingert hier langs de kust. De E39 wordt zo compleet vermeden. Het eerste gedeelte, 40 km tussen Mandal en Sogne via Harkmark en Alo is prachtig. Een heerlijk rustige weg, zonder noemenswaardige klimpartijen, die bijna voortdurend dicht langs het water loopt. Het zal de wens van vele fietsers zijn op deze manier door het Noorse landschap te cruisen.
Voor mij voelt dit laatste stuk als het binnen rijden van Parijs aan het slot van de Tour de France: de tocht is volbracht, het werk zit erop. Vanaf Sogne wordt het verkeer drukker. Binnen een uur rijd ik rond halfvier Kristiansand binnen. Bij de fontein ten zuiden van de oude stad zet ik me op een bankje met een boek. De boot naar Hirtshals vertrekt om 20.15 uur.
Als ik in Denemarken aankom is het donker. De auto staat trouw te wachten bij het Transport Center. Ik ontmantel de fiets en zet hem achter in de auto. Het is geen probleem om in het donker de slaaplek bij het strand van Uggerby te vinden waar ik op de heenweg ook heb geslapen. Over de zee boven Noorwegen is het nog licht. Dichterbij zie ik de sterren uit de hemel vallen.
Vandaag 70 km gefietst. Totaal door Noorwegen afgelegd: 780 km.
Voor mij voelt dit laatste stuk als het binnen rijden van Parijs aan het slot van de Tour de France: de tocht is volbracht, het werk zit erop. Vanaf Sogne wordt het verkeer drukker. Binnen een uur rijd ik rond halfvier Kristiansand binnen. Bij de fontein ten zuiden van de oude stad zet ik me op een bankje met een boek. De boot naar Hirtshals vertrekt om 20.15 uur.
Als ik in Denemarken aankom is het donker. De auto staat trouw te wachten bij het Transport Center. Ik ontmantel de fiets en zet hem achter in de auto. Het is geen probleem om in het donker de slaaplek bij het strand van Uggerby te vinden waar ik op de heenweg ook heb geslapen. Over de zee boven Noorwegen is het nog licht. Dichterbij zie ik de sterren uit de hemel vallen.
Vandaag 70 km gefietst. Totaal door Noorwegen afgelegd: 780 km.
Dag 8: Farsund - Borhaug - Mandal, 10 aug 2016
Vandaag eerst zonder bagage naar de westpunt van het schiereiland. Gister heb ik deze hoek afgesneden, maar dat wordt vandaag goed gemaakt. De fietsrouteaanwijzingsbordjes zijn ook weer terug en de weg voert over deels onverharde paden door het vlakke boerenkustlandschap vlak langs de zee. De vuurtoren, de Lysta fyr, vormt het einde van de 15 kilometer lange kustweg.
Na ene kijkje in de haven van Borhaug vlieg ik op de terugweg vlieg ik door een harde westenwind over de weg door het zonovergoten landschap. Voorbij de camping bezoek ik nog het pittoreske kustdorpje Loshavn. De rangschikking van de witte huisjes aan zee doet me denken aan het eiland Marken.
Van de camping in Farsund gaat het richting Lyngdal. Ik hoop met de wind in de rug in een lekker tempo door te kunnen fietsen, maar ik kom van een kouwe kermis thuis, als de weg een tunnel nadert die verboden is voor fietsers. Het betekent dat ik wordt omgeleid door het bos , over de berg. het is een pad, deels onverhard met de steilste klimmen die ik tot nu toe gehad heb. Als ik met mijn fiets omhoog ploeter, vervloek ik de Noorse wegenaanleggers: Noorwegen is geen fietsland. Op wat uitzonderingen na, wordt op de wegen nergens echt rekening gehouden met fietsers. Die zijn dan onderweg ook op een hand te tellen.
Terug aan de kust bij het fjord in Lyngdal gaat de weg weer steil omhoog over de bergrug naar Spangereid. Als ik daar na 16 km aankom laat ik de afslag naar de vuurtoren van Lindeness rechts liggen. Deze omweg van 18 kilometer (hyeen en weer) naar het meest zuidelijke punt van het Noorse vasteland is me de moeite niet waard. Dat heeft vooral te maken met het drukke verkeer op de weg naar de vuurtoren. het is mooi weer vandaag en vele toeristen hebben de weg naar de vuurtoren in hun campers en auto's gevonden.
Ik fiets verder langs kalme, met bomen omgeven baaien en idylische dorpjes, zoals Snig.
Ik kom uit in Vigeland en sla van hier af voor de laatste etappe van vandaag naar Mandal. Over de E39 zou het een peuleschil zijn, maar voor de fietsers heeft men de oude postweg voorhanden. Het bospad voert op en neer door een prachtig bos, al is het vanwege de stijgingspercentages op een paar gedeeltes onmogelijk om op de fiets te blijven zitten. De fietsbordjes loodsen je over de E39 en via wat achterafstraten kom ik Mandal binnenrijden. Alweer na zo'n 100 km afgelegd vandaag. Totaal 710 km.
Na ene kijkje in de haven van Borhaug vlieg ik op de terugweg vlieg ik door een harde westenwind over de weg door het zonovergoten landschap. Voorbij de camping bezoek ik nog het pittoreske kustdorpje Loshavn. De rangschikking van de witte huisjes aan zee doet me denken aan het eiland Marken.
Van de camping in Farsund gaat het richting Lyngdal. Ik hoop met de wind in de rug in een lekker tempo door te kunnen fietsen, maar ik kom van een kouwe kermis thuis, als de weg een tunnel nadert die verboden is voor fietsers. Het betekent dat ik wordt omgeleid door het bos , over de berg. het is een pad, deels onverhard met de steilste klimmen die ik tot nu toe gehad heb. Als ik met mijn fiets omhoog ploeter, vervloek ik de Noorse wegenaanleggers: Noorwegen is geen fietsland. Op wat uitzonderingen na, wordt op de wegen nergens echt rekening gehouden met fietsers. Die zijn dan onderweg ook op een hand te tellen.
Terug aan de kust bij het fjord in Lyngdal gaat de weg weer steil omhoog over de bergrug naar Spangereid. Als ik daar na 16 km aankom laat ik de afslag naar de vuurtoren van Lindeness rechts liggen. Deze omweg van 18 kilometer (hyeen en weer) naar het meest zuidelijke punt van het Noorse vasteland is me de moeite niet waard. Dat heeft vooral te maken met het drukke verkeer op de weg naar de vuurtoren. het is mooi weer vandaag en vele toeristen hebben de weg naar de vuurtoren in hun campers en auto's gevonden.
Ik fiets verder langs kalme, met bomen omgeven baaien en idylische dorpjes, zoals Snig.
Ik kom uit in Vigeland en sla van hier af voor de laatste etappe van vandaag naar Mandal. Over de E39 zou het een peuleschil zijn, maar voor de fietsers heeft men de oude postweg voorhanden. Het bospad voert op en neer door een prachtig bos, al is het vanwege de stijgingspercentages op een paar gedeeltes onmogelijk om op de fiets te blijven zitten. De fietsbordjes loodsen je over de E39 en via wat achterafstraten kom ik Mandal binnenrijden. Alweer na zo'n 100 km afgelegd vandaag. Totaal 710 km.
Dag 7: Hauge i Dalane - Farsund, 9 aug 2016
Een fietstocht langs de Noorse zuidkust is geen recht-toe-recht-aan zondagsritje. Zeker in dit gedeelte krijg ik nog heel wat klimwerk voor de kiezen. Het gaat oostwaarts richting Flekkefjord. Een prachtige weg door een eigenaardig gevormd vulkanisch berglandschap. Eerst een paar kilometer omhoog naar het Jossingfjord. Boven heb je prachtig uitzicht over dit fjord dat in de Noorse oorlogsgeschiedenis een legendarische rol speelt.
Maar vanaf hier wel weer helemaal naar beneden. Bij het water aangekomen slingert de weg terug omhoog het Josisngfjord uit. Volgende pleisterplek is Ana-Sira dat door de bergen en na weer een flinke afdaling bereikt wordt. Een mooi geisoleerd liggend dorpje aan een fjord met wat havenindustrie.
Na een opnieuw een klim kom je in een geaccidenteerd berglandschap en rijd je in een uurtje naar Flekkefjord. De hele 35 km vanaf Hauge is geen moment vlak en bevat zeker 10 km met stijgingpercentages tussen 8 en 10 %.
In de grote kustplaats Flekkefjord kan ik even bijkomen. Ben ook benieuwd hoe het parcours verder gaat. Want vanuit deze stad domineert de E39 de weg langs de kust. Maar voor de fietsers is een apart parcours uitgezet dat deels over oude bospaden voert. Ik volg hier fietsroute nr 1, de Nordsjovege (weg lansg de Noordzeekust). Met roodbruine bordjes word je als fietser door het landschap geloodst.
Als je de stad op een fietspad langs de E39 uit fietst staat er op een verkeersbord dat het nog 109 kilometer is naar Kristiansand, maar dat is alleen voor de auto's, rechtdoor over de E39. Ik weet dat ik vanaf hier nog minstens twee hele dagen, een kleine 200 km, onderweg ben. De fietser is vanwege allerlei tunnels in de E39 gedwongen om flinke omwegen te maken. Aan de ene kant is het mooi dat je zo de drukke verkeersweg kunt vermijden en over de mooiste weggetjes kan rijden, aan de andere kant blijken die weggetjes tot de zwaarste te behoren die ik op deze fietstocht ben tegengekomen.
De fietsparallelroute van Flekkefjord naar Feda is onmogelijk om in zijn geheel te fietsen. De weg voert over onverharde boswegen met enorme stijgingspercentages. Er zit niets anders op dan af en toe af te stappen en de fiets met bagage omhoog te duwen. Gelukkig zijn deze pukkels niet al te lang, en het bespaart je de verkeersdrukte. Maar leuk is anders als naast je de auto's over een redelijk vlakke weg voorbijrazen, terwijl jij met de fiets zoveel inspanning moet leveren om in het spoor te blijven. Het wordt helemaal frustrerend als blijkt dat de autohoofdweg door het landschap geleid wordt door tunnels die voor fietsers verboden zijn. Er is dan altijd wel een alternatieve route voor fietsers maar die gaat mijlenver om over een oude veldweg die dan ook nog eens over de berg loopt waar de auto's comfortabel onderdoor glijden. De alternatieve fietsroute naast de E39 is alles bij elkaar behoorlijk inspannend. In Feda aangekomen, na een kilometerr of 12, zie je hoe de rechtstreekse weg (E39) keurig via twee tunnels en een brug door en over het fjord wordt geleid. Maar ook deze passage is voor fietsers verboden. Er zit niets anders op dan het hele fjord om te fietsen. Een omweg van minstens twintig kilometer.
Maar goed, ik zit hier niet op de fiets om zo snel mogelijk van A naar B te komen. Gelukkig gaat het over een vlakke weg met wind in de rug snel naar Knivesdal (winkels), waar het fjord gerond kan worden. Dan begint er weer een klim van een paar kilometer, want de weg aan de overkant van het fjord voert lang de bovenkant. In Knivesdal is het even opletten welke weg je moet inslaan. De fietsroutebordjes zijn hier om een of andere reden ineens verdwenen en bij de eerste afslag aan het einde van het fjord is niet meteen duidelijk dat het hier om de doorgaande weg gaat. (Vaak zijn wegen naar de dorpen vanaf de hoofdweg doodlopend). Op het richtingaanwijzersbord staat het dorp Rorvik aangegeven. Navraag bij Noren op straat leert dat dit de goede weg is naar het schiereiland aan het begin van het fjord.
De weg bovenlangs het fjord is rustig, maar het blijft steeds opletten hoe de weg te vervolgen. Zo voorkom ik een flinke afdaling naar de E39 door juist op tijd naar de de oude weg af te slaan die gewoon langs de kust blijft lopen. Ik besluit Farsund als einddoel aan te houden, waar een mooie camping aan het strand schijnt te zijn. De regen waar ik de dag in begon heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een lekker zonnetje, al blijft het aan de koele kant.
15 kilometer voor Farsund mogen de fietsers weer aan een omweg beginnen omdat de hoofdweg door een tunnel voert. Prachtige weg langs het meer en over de berg heen, maar wel weer kilometers lang klimmen. Als ik na ruim driekwartier en een spectaculaire afdaling beneden kom, zie ik dat de auto's slechts vier kilometer via de tunnel hebben hoeven afleggen om op hetzelfde punt te geraken.
De camping Lomesanden aan de zeekant van Farsund is een mooie eindbestemming voor weer een dagje flink fietsen. Hemelsbreed ben ik zo'n 50 km oostwaarts opgeschoten en weer terug op zeeniveau, net als vanmorgen, maar op de fiets heb ik er ruim honderd kilometer over gedaan met zo'n 25 klimkilometers. In totaal 610 kilometer
Maar vanaf hier wel weer helemaal naar beneden. Bij het water aangekomen slingert de weg terug omhoog het Josisngfjord uit. Volgende pleisterplek is Ana-Sira dat door de bergen en na weer een flinke afdaling bereikt wordt. Een mooi geisoleerd liggend dorpje aan een fjord met wat havenindustrie.
Na een opnieuw een klim kom je in een geaccidenteerd berglandschap en rijd je in een uurtje naar Flekkefjord. De hele 35 km vanaf Hauge is geen moment vlak en bevat zeker 10 km met stijgingpercentages tussen 8 en 10 %.
In de grote kustplaats Flekkefjord kan ik even bijkomen. Ben ook benieuwd hoe het parcours verder gaat. Want vanuit deze stad domineert de E39 de weg langs de kust. Maar voor de fietsers is een apart parcours uitgezet dat deels over oude bospaden voert. Ik volg hier fietsroute nr 1, de Nordsjovege (weg lansg de Noordzeekust). Met roodbruine bordjes word je als fietser door het landschap geloodst.
Als je de stad op een fietspad langs de E39 uit fietst staat er op een verkeersbord dat het nog 109 kilometer is naar Kristiansand, maar dat is alleen voor de auto's, rechtdoor over de E39. Ik weet dat ik vanaf hier nog minstens twee hele dagen, een kleine 200 km, onderweg ben. De fietser is vanwege allerlei tunnels in de E39 gedwongen om flinke omwegen te maken. Aan de ene kant is het mooi dat je zo de drukke verkeersweg kunt vermijden en over de mooiste weggetjes kan rijden, aan de andere kant blijken die weggetjes tot de zwaarste te behoren die ik op deze fietstocht ben tegengekomen.
De fietsparallelroute van Flekkefjord naar Feda is onmogelijk om in zijn geheel te fietsen. De weg voert over onverharde boswegen met enorme stijgingspercentages. Er zit niets anders op dan af en toe af te stappen en de fiets met bagage omhoog te duwen. Gelukkig zijn deze pukkels niet al te lang, en het bespaart je de verkeersdrukte. Maar leuk is anders als naast je de auto's over een redelijk vlakke weg voorbijrazen, terwijl jij met de fiets zoveel inspanning moet leveren om in het spoor te blijven. Het wordt helemaal frustrerend als blijkt dat de autohoofdweg door het landschap geleid wordt door tunnels die voor fietsers verboden zijn. Er is dan altijd wel een alternatieve route voor fietsers maar die gaat mijlenver om over een oude veldweg die dan ook nog eens over de berg loopt waar de auto's comfortabel onderdoor glijden. De alternatieve fietsroute naast de E39 is alles bij elkaar behoorlijk inspannend. In Feda aangekomen, na een kilometerr of 12, zie je hoe de rechtstreekse weg (E39) keurig via twee tunnels en een brug door en over het fjord wordt geleid. Maar ook deze passage is voor fietsers verboden. Er zit niets anders op dan het hele fjord om te fietsen. Een omweg van minstens twintig kilometer.
Maar goed, ik zit hier niet op de fiets om zo snel mogelijk van A naar B te komen. Gelukkig gaat het over een vlakke weg met wind in de rug snel naar Knivesdal (winkels), waar het fjord gerond kan worden. Dan begint er weer een klim van een paar kilometer, want de weg aan de overkant van het fjord voert lang de bovenkant. In Knivesdal is het even opletten welke weg je moet inslaan. De fietsroutebordjes zijn hier om een of andere reden ineens verdwenen en bij de eerste afslag aan het einde van het fjord is niet meteen duidelijk dat het hier om de doorgaande weg gaat. (Vaak zijn wegen naar de dorpen vanaf de hoofdweg doodlopend). Op het richtingaanwijzersbord staat het dorp Rorvik aangegeven. Navraag bij Noren op straat leert dat dit de goede weg is naar het schiereiland aan het begin van het fjord.
De weg bovenlangs het fjord is rustig, maar het blijft steeds opletten hoe de weg te vervolgen. Zo voorkom ik een flinke afdaling naar de E39 door juist op tijd naar de de oude weg af te slaan die gewoon langs de kust blijft lopen. Ik besluit Farsund als einddoel aan te houden, waar een mooie camping aan het strand schijnt te zijn. De regen waar ik de dag in begon heeft inmiddels plaatsgemaakt voor een lekker zonnetje, al blijft het aan de koele kant.
15 kilometer voor Farsund mogen de fietsers weer aan een omweg beginnen omdat de hoofdweg door een tunnel voert. Prachtige weg langs het meer en over de berg heen, maar wel weer kilometers lang klimmen. Als ik na ruim driekwartier en een spectaculaire afdaling beneden kom, zie ik dat de auto's slechts vier kilometer via de tunnel hebben hoeven afleggen om op hetzelfde punt te geraken.
De camping Lomesanden aan de zeekant van Farsund is een mooie eindbestemming voor weer een dagje flink fietsen. Hemelsbreed ben ik zo'n 50 km oostwaarts opgeschoten en weer terug op zeeniveau, net als vanmorgen, maar op de fiets heb ik er ruim honderd kilometer over gedaan met zo'n 25 klimkilometers. In totaal 610 kilometer
dinsdag 16 augustus 2016
Dag 6: Suleskard - Hauge i Dalane, 8 aug 2016
De weersvooruitzichten kloppen. Het water komt met bakken uit de hemel. De wolken bedekken het land met een grauwe sluier. Ook nog vroeg op moeten staan omdat ik met de tent in een plas water terecht ben gekomen. Gelukkig heeft het luchtmatrasje voorkomen dat de slaapzak nat is geworden. Alle bagage sowieso goed ingepakt in plastic zakken, zodat er van grote waterschade geen sprake is. ook op de fiets blijft de binnekant van de tassen goed droog.
Zelf blijf ik ook op orde. Het ademende regenjack doet wonderen. Ik heb geen moment het gevoel dat het zweet van binnen me belemmerd bij het fietsen. Met de broek is dat wat anders. Als het even kan dan liever de regenbroek uit, want die is niet adement. Liever met blote benen in de regen dan met dat ding aan. Ik doe de broek alleen aan als ik aan het afdalen ben, omdat de broek dan niet alleen voorkomt dat ook je hele kruis doorweekt raakt, maar ook beschermt tegen de kou. het enige dat al meteen nat wordt en de hele dag nat zal blijven, zijn mijn voeten. De schoenen bieden nauwelijks bescherming, maar zolang je in beweging blijft, heb je geen last van het water in je schoenen. De spatborden en de spatbeschermers helpen ook dat je voeten geen grote hoeveelheden water tegelijk over zich heen krijgen.
Op zulke regendagen blijkt het belang van een goede uitrusting en een degelijke fiets. Daardoor maakt het uiteindelijk niet zoveel uit of je nu in de regen fiets of dat het droog is. het uitzicht om je heen is vaak wat somber, en veel zie je er ook niet van doordat de regencapuchon een deel van het contact met de omgeving blokkeert. Een bril helpt in dit geval ook niet om veel om je heen te zien.
Het eerste deel van de dagroute bestaat uit een lange afdaling van zo'n 45 km door het Sirtedal naar Tonstad. Voor het grootste deel langs de hoofdweg (nr 468), maar veel verkeer is er niet vandaag. Ik daal af van 600 meter tot onder de 70 meter. Omdat ik naar de kust rij verwacht ik dat het wel niet meer zoveel op en neer zal gaan naarmate je dichter bij zee komt. Dat is een vergissing. Buiten Tonstad (winkels) stijgt de weg weer flink. Ik besluit op het laatste moment de weg langs het meer naar Sira te nemen, in de hoop al te veel klimwerk te kunnen vermijden. helaas ook deze weg begint met een behoorlijke stijging die je meteen weer een op een paar honderd meter hoogte brengen.
Toch valt het niet tegen. De weg van Tonstad naar Sira, zo'n 30 kilometer lang, behoort tot demooiste stukken die ik de afgelopen dagen gereden heb. Het meer, links van mij toont zich af en toe in spectaculaire doorkijkjes naar beneden. De weg zelf doet een paar dorpjes aan die verstild aan een paar spaarzame weiden liggen. Na een dorp op zo'n 10 km. wordt de weg onverhard. Onderweg is er veel te genieten. Anders dan in de bergen rijdt je midden tussen het groen van bomen, om je heen bosvennen en watervalletjes, en af en toe spectaculair langs het meer dat zich in de diepte uitstrekt. Een prachtige gevarieerde weg en dan maakt het niets uit dat het regelmatig flink blijft doorregen. Alleen af en toe is het even droog.
Vanuit Sira noodgedwongen over de drukke E39 naar Moi. Gelukkig is het maar een paar kilometer. Maar in dit korte stuk zitten wel een stuk of vier tunnels van ieder een paar honderd meter. Ze zijn weliswaar verlicht, maar het vlak langs je heen razende (vracht)verkeer zorgt ervoor dat de doortocht enige standvastigheid en sterke zenuwen vergt. Als het verkeer je bulderend achterop komt is het toch elke keer weer een opluchting dat ze met een zekere afstand om je heen rijden.
In Moi (winkels) gaat het over de brug naar de andere oever van het fjord, waar de weg naar Hauge i Dalane begint. Weer een stuk dichter bij de Noordzeekust hoop ik dat ik de grootste stijgingen achter de rug had. Maar opnieuw zit ik ernaast. De weg van Moi naar Hauge is opnieuw behoorlijk pittig. Een flinke stijging van een paar honderd meter en in de bergen zelf blijft de weg maar op en neer gaan. En de regen stroomt maar door. Gelukkig is het bij de kust wel een paar graden warmer geworden. Over de kleine 35 kilometer van Moi naar Hauge doe ik anderhalf uur. Wel weer een prachtige rustige weg, door een vrij grillig gebergte, maar voornamelijk door het groen. Onderweg een tunnel, onverlicht deze keer. Wat een verschil, het is werkelijk of je je in het niets stort. Ondanks het licht aan het einde van de tunnel is het moeilijk koers houden. Op goed geluk probeer je het midden van de weg aan te vinden. En dan maar hopen dat er geen gaten in de weg zitten, of andere obstakels, want je ziet geen hand voor ogen. In de stromende regen kom ik op de camping aan.
Vandaag ruim 120 km gefietst. In totaal 510 km
Zelf blijf ik ook op orde. Het ademende regenjack doet wonderen. Ik heb geen moment het gevoel dat het zweet van binnen me belemmerd bij het fietsen. Met de broek is dat wat anders. Als het even kan dan liever de regenbroek uit, want die is niet adement. Liever met blote benen in de regen dan met dat ding aan. Ik doe de broek alleen aan als ik aan het afdalen ben, omdat de broek dan niet alleen voorkomt dat ook je hele kruis doorweekt raakt, maar ook beschermt tegen de kou. het enige dat al meteen nat wordt en de hele dag nat zal blijven, zijn mijn voeten. De schoenen bieden nauwelijks bescherming, maar zolang je in beweging blijft, heb je geen last van het water in je schoenen. De spatborden en de spatbeschermers helpen ook dat je voeten geen grote hoeveelheden water tegelijk over zich heen krijgen.
Op zulke regendagen blijkt het belang van een goede uitrusting en een degelijke fiets. Daardoor maakt het uiteindelijk niet zoveel uit of je nu in de regen fiets of dat het droog is. het uitzicht om je heen is vaak wat somber, en veel zie je er ook niet van doordat de regencapuchon een deel van het contact met de omgeving blokkeert. Een bril helpt in dit geval ook niet om veel om je heen te zien.
Het eerste deel van de dagroute bestaat uit een lange afdaling van zo'n 45 km door het Sirtedal naar Tonstad. Voor het grootste deel langs de hoofdweg (nr 468), maar veel verkeer is er niet vandaag. Ik daal af van 600 meter tot onder de 70 meter. Omdat ik naar de kust rij verwacht ik dat het wel niet meer zoveel op en neer zal gaan naarmate je dichter bij zee komt. Dat is een vergissing. Buiten Tonstad (winkels) stijgt de weg weer flink. Ik besluit op het laatste moment de weg langs het meer naar Sira te nemen, in de hoop al te veel klimwerk te kunnen vermijden. helaas ook deze weg begint met een behoorlijke stijging die je meteen weer een op een paar honderd meter hoogte brengen.
Toch valt het niet tegen. De weg van Tonstad naar Sira, zo'n 30 kilometer lang, behoort tot demooiste stukken die ik de afgelopen dagen gereden heb. Het meer, links van mij toont zich af en toe in spectaculaire doorkijkjes naar beneden. De weg zelf doet een paar dorpjes aan die verstild aan een paar spaarzame weiden liggen. Na een dorp op zo'n 10 km. wordt de weg onverhard. Onderweg is er veel te genieten. Anders dan in de bergen rijdt je midden tussen het groen van bomen, om je heen bosvennen en watervalletjes, en af en toe spectaculair langs het meer dat zich in de diepte uitstrekt. Een prachtige gevarieerde weg en dan maakt het niets uit dat het regelmatig flink blijft doorregen. Alleen af en toe is het even droog.
Vanuit Sira noodgedwongen over de drukke E39 naar Moi. Gelukkig is het maar een paar kilometer. Maar in dit korte stuk zitten wel een stuk of vier tunnels van ieder een paar honderd meter. Ze zijn weliswaar verlicht, maar het vlak langs je heen razende (vracht)verkeer zorgt ervoor dat de doortocht enige standvastigheid en sterke zenuwen vergt. Als het verkeer je bulderend achterop komt is het toch elke keer weer een opluchting dat ze met een zekere afstand om je heen rijden.
In Moi (winkels) gaat het over de brug naar de andere oever van het fjord, waar de weg naar Hauge i Dalane begint. Weer een stuk dichter bij de Noordzeekust hoop ik dat ik de grootste stijgingen achter de rug had. Maar opnieuw zit ik ernaast. De weg van Moi naar Hauge is opnieuw behoorlijk pittig. Een flinke stijging van een paar honderd meter en in de bergen zelf blijft de weg maar op en neer gaan. En de regen stroomt maar door. Gelukkig is het bij de kust wel een paar graden warmer geworden. Over de kleine 35 kilometer van Moi naar Hauge doe ik anderhalf uur. Wel weer een prachtige rustige weg, door een vrij grillig gebergte, maar voornamelijk door het groen. Onderweg een tunnel, onverlicht deze keer. Wat een verschil, het is werkelijk of je je in het niets stort. Ondanks het licht aan het einde van de tunnel is het moeilijk koers houden. Op goed geluk probeer je het midden van de weg aan te vinden. En dan maar hopen dat er geen gaten in de weg zitten, of andere obstakels, want je ziet geen hand voor ogen. In de stromende regen kom ik op de camping aan.
Vandaag ruim 120 km gefietst. In totaal 510 km
Dag 5: Dalen - Suleskard, 7 aug 2016
Vanuit Dalen gaat het flink omhoog over wegnr 45. Dalen ligt op op 84 meter, het plateau waar ik overheen moet op zo'n 800-900 meter. Dat betekent een aantal kilometers stijgen. De eerste zes vanuit het dorp zijn het steilst. Na de eerste kilometer kom ik een fietser tegen die met een gebroken ketting zit. De weg stijgt hier dan ook behoorlijk, meer dan 10%. Een gebroken ketting zou op dit moment voor mij een (voorlopig) einde van de tour betekenen, want waar haal je hier (op zondag) zo snel een nieuwe ketting vandaan. Ik vraag me af of ik in het vervolg dan maar een reserveketting mee moet nemen. Toch weer extra bagage. Maar hoewel het wel de nodige moeite en geld zou kosten, moet het zelfs hier in Noorwegen mogelijk zijn om binnen een dag ergens vanuit een grotere plaats met een sport/fietsenwinkel een ketting te bemachtigen. Die liggen hier zo'n 100-150 km vandaan. Ik ben ook een Vlaming tegengekomen die vanuit Tromso in het Noorden kwam afdalen naar het zuiden en onderweg bemekrte dat zijn (hydraulische) remmen snel aan het verslijten waren. Hij liet nieuwe onderdelen opsturen naar een stad waar hij later voorbij zou komen. Zeker met het gewicht van de bagage hebben de remmen het zwaar te verduren in Noorwegen. Mijn velgen en banden zijn na een paar dagen al helemaal grijs uitgeslagen van de afgesleten resten van de remblokken.
Enfin, ik kan weinig voor de gestrande fietser doen en klim rustig verder langs de haarspeldbochten omhoog. Na zes kilometer vlakt de klim wat af en gaat dan op en neer langzaam verder omhoog naar het wintersportgebied van Hallbjønnsekken. Op een grauwe zomerdag zijn hier nu alleen wat wandelaars en vissers te vinden en maakt alles een vrije desolate indruk. Het bevordert de sfeer niet dat de omliggende bergen (1200-1600 meter) door de wolken omgeven zijn, er een frisse wind staat en het nu ook af en toe aan het regenen is. Het zal hierboven niet veel warmer zijn dan een graad of 6-8.
Dit deel van de wegnr 45 is een echte toeristenweg, veel campers en vakantiegangers in (huur)auto's. In de winter is deze weg vaak afgesloten en als hij open gaat moet er tol betaald worden. Maar nu vormt het een van de meest pittoreske verbindingswegen tussen de grote dalen in Zuid-Noorwegen. na het wintersportgebied kom je langs een aantal (stuw)meren en daarna begint de afdaling naar het Setesdal. Na ruim 50 kilomter ben ik weer terug in het dal.
Een kleine twintig kilometer lang naar het zuiden kan ik wat krachten op doen, voor ik in Nomeland aan de tweede klim van de dag begin. De weg door het dal vervolg ik via aanwijzingen van de bordjes van Fietsroute 2, de zogenaamde Suleskardvege tussen Oslo en Stavanger, die ik eigenlijk vanaf Dalen al aan het volgen ben. De fietsroute leidt me langs allerlei parallelweggetjes door het dal, waardoor de druk bereden E9 vermeden kan worden.
Aan de voet van de klim wordt je voorbereid op een stijgingspercentage van 10% over drie kilometer. dat is zwaar maar te doen. Gelukkig regent het niet meer, en van het frisse weer heb je tijdens het klimmen geen last. na drie kilometer vlakt de klim af, maar de weg blijft, met af en toe een dalinkje, wel gewoon doorstijgen. Wel blijkt er een flinke tegenwind te staan. Dat is niet uitzonderlijk nu ik steeds steeds verder richting het regenachtige en door westenwinden geteisterde westen van Noorwegen rijdt. De weg in het dal is begonnen op 266 meter hoogte en voert deze keer over 1050 meter. Het niveau is net wat hoger, maar de hoogteverschillen zijn zo goed als gelijk al in de eerste klim. Ook deze passage door de bergen is zo'n 50 km lang.
Na de stijging uit het dal kom je aan in het wintersportgebied van Brokke, met skihellingen, liften, parkeerplaatsen en alles wat er verder bij hoort. De omgeving wordt gedomineerd door de honderden hutten die hier zo goed mogelijk in het landschap zijn opgenomen. Hier kom ik een Duitser op een ligfiets tegen die eveneens met bagage op weg is over dezelfde route. Hij gaat een stuk langzamer omhoog dan ik. Als ik hem achterlaat, spreken we af elkaar op de camping aan de andere kant van het plateau weer tegen te komen. dat is vanaf hier nog zo'n 40 kilometer.
De weg stijgt langzaam verder. Helaas niet regelmatig omhoog, steeds zijn er weer afdalingen die de gewonnen hoogte weer voor een deel teniet doen. Met de tegenwind erbij is het dus zwaar fietsen. Van de begroeiing blijft langzamerhand alleen het gras over. je komt hier in een met Schotland vergelijkbaar landschap terecht. Dat komt ook door de schapen die hier overal langs de kant van de weg aan het grazen zijn, en ook regelmatig midden op de weg het verkeer blokkeren. De laatste plakken wintersneeuw in de bergen waar de weg langsvoert maken duidelijk dat je je hier wel degelijk hoger in de bergen bevindt.
De weg slingert op en neer door het ruige landschap. Steeds doemt er weer een nieuwe helling op en elke keer denk je dat het nu toch echt de laatste stijging moet zijn voor de afdaling definitief ingezet zal worden. maar keer op keer blijkt er na een korte fadaling weer een volgende beproeving tewachten. Sommige stijgingen zijn zo steil dat ik er met de grootste moeite tegenop kan fietsen.
Als dan eindelijk het bord wordt gepasseerd waarop de maximale hoogte van deze weg staat aangegeven (1050 m), vervolgt de weg langs een groot stuwmerencomplex. De wind heeft hier helemaal vrij spel. Dus hoewel van noemenswaardige stijgingen geen sprake meer is, kan van lekker doorfietsen nog geen sprake zijn. Het blijft ploeteren. En na zo'n 100 kilometer op de fiets en twee flinke klimmen, begint de vermoeidheid een rol te spelen. Maar het einde komt in zicht. De afdaling naar Suleskard komt uiteindelijk toch nog onverwacht. na een paar kilometer omlaag rijdt je weer tussen de bebowuing en volgt de bevrijdende aanwijzingsbord naar de camping. Wildkamperen had gekund vandaag, maar de weersomstandigheden zijn te onstuimig om ergens alleen in de bergen te gaan staan. Vandaag is een camping een veilige haven.
Ik verheug me op het biertje waar ik de hele dag mee heb gefietst en de zoute chips. Als ik na de tent te hebben opgezet en een lekkere warme douche in het keine keukentjes zit te genieten van mijn versnapering, komt Lutz, de duitser op de ligfiets de camping binnengereden. Hij is bijna twee uur later dan ik, en redelijk uitgeput. Zo'n ligfiets in de Noorse bergen blijkt toch niet zo goed als hij gedacht had. Hij zegt dat hij niet genoeg kracht kan zetten en zijn knieen voelen gesloopt. Mede gezien de weerverwachtingen voor morgen - de hele dag regen - besluit hij een dagje bij te komen van de inspanningen en in Suleskard te blijven staan. Tegenover de camping is een winkel die morgen weer open is.
Lutz gaat verder in westelijke richting naar het Lysefjord. Vanuit Suleskard (op 600 meter hoogte) is het zo'n 35 km naar het punt waar je de boot kunt nemen richting Stavanger. Hoewel het een aanlokkelijk traject lijkt, houd ik vats aan het oorspronkelijke plan om morgen richting de zuidkust te fietsen, weer of geen weer.
Vandaag 115 kilometer gereden. In totaal 390 km.
Enfin, ik kan weinig voor de gestrande fietser doen en klim rustig verder langs de haarspeldbochten omhoog. Na zes kilometer vlakt de klim wat af en gaat dan op en neer langzaam verder omhoog naar het wintersportgebied van Hallbjønnsekken. Op een grauwe zomerdag zijn hier nu alleen wat wandelaars en vissers te vinden en maakt alles een vrije desolate indruk. Het bevordert de sfeer niet dat de omliggende bergen (1200-1600 meter) door de wolken omgeven zijn, er een frisse wind staat en het nu ook af en toe aan het regenen is. Het zal hierboven niet veel warmer zijn dan een graad of 6-8.
Dit deel van de wegnr 45 is een echte toeristenweg, veel campers en vakantiegangers in (huur)auto's. In de winter is deze weg vaak afgesloten en als hij open gaat moet er tol betaald worden. Maar nu vormt het een van de meest pittoreske verbindingswegen tussen de grote dalen in Zuid-Noorwegen. na het wintersportgebied kom je langs een aantal (stuw)meren en daarna begint de afdaling naar het Setesdal. Na ruim 50 kilomter ben ik weer terug in het dal.
Een kleine twintig kilometer lang naar het zuiden kan ik wat krachten op doen, voor ik in Nomeland aan de tweede klim van de dag begin. De weg door het dal vervolg ik via aanwijzingen van de bordjes van Fietsroute 2, de zogenaamde Suleskardvege tussen Oslo en Stavanger, die ik eigenlijk vanaf Dalen al aan het volgen ben. De fietsroute leidt me langs allerlei parallelweggetjes door het dal, waardoor de druk bereden E9 vermeden kan worden.
Aan de voet van de klim wordt je voorbereid op een stijgingspercentage van 10% over drie kilometer. dat is zwaar maar te doen. Gelukkig regent het niet meer, en van het frisse weer heb je tijdens het klimmen geen last. na drie kilometer vlakt de klim af, maar de weg blijft, met af en toe een dalinkje, wel gewoon doorstijgen. Wel blijkt er een flinke tegenwind te staan. Dat is niet uitzonderlijk nu ik steeds steeds verder richting het regenachtige en door westenwinden geteisterde westen van Noorwegen rijdt. De weg in het dal is begonnen op 266 meter hoogte en voert deze keer over 1050 meter. Het niveau is net wat hoger, maar de hoogteverschillen zijn zo goed als gelijk al in de eerste klim. Ook deze passage door de bergen is zo'n 50 km lang.
Na de stijging uit het dal kom je aan in het wintersportgebied van Brokke, met skihellingen, liften, parkeerplaatsen en alles wat er verder bij hoort. De omgeving wordt gedomineerd door de honderden hutten die hier zo goed mogelijk in het landschap zijn opgenomen. Hier kom ik een Duitser op een ligfiets tegen die eveneens met bagage op weg is over dezelfde route. Hij gaat een stuk langzamer omhoog dan ik. Als ik hem achterlaat, spreken we af elkaar op de camping aan de andere kant van het plateau weer tegen te komen. dat is vanaf hier nog zo'n 40 kilometer.
De weg stijgt langzaam verder. Helaas niet regelmatig omhoog, steeds zijn er weer afdalingen die de gewonnen hoogte weer voor een deel teniet doen. Met de tegenwind erbij is het dus zwaar fietsen. Van de begroeiing blijft langzamerhand alleen het gras over. je komt hier in een met Schotland vergelijkbaar landschap terecht. Dat komt ook door de schapen die hier overal langs de kant van de weg aan het grazen zijn, en ook regelmatig midden op de weg het verkeer blokkeren. De laatste plakken wintersneeuw in de bergen waar de weg langsvoert maken duidelijk dat je je hier wel degelijk hoger in de bergen bevindt.
De weg slingert op en neer door het ruige landschap. Steeds doemt er weer een nieuwe helling op en elke keer denk je dat het nu toch echt de laatste stijging moet zijn voor de afdaling definitief ingezet zal worden. maar keer op keer blijkt er na een korte fadaling weer een volgende beproeving tewachten. Sommige stijgingen zijn zo steil dat ik er met de grootste moeite tegenop kan fietsen.
Als dan eindelijk het bord wordt gepasseerd waarop de maximale hoogte van deze weg staat aangegeven (1050 m), vervolgt de weg langs een groot stuwmerencomplex. De wind heeft hier helemaal vrij spel. Dus hoewel van noemenswaardige stijgingen geen sprake meer is, kan van lekker doorfietsen nog geen sprake zijn. Het blijft ploeteren. En na zo'n 100 kilometer op de fiets en twee flinke klimmen, begint de vermoeidheid een rol te spelen. Maar het einde komt in zicht. De afdaling naar Suleskard komt uiteindelijk toch nog onverwacht. na een paar kilometer omlaag rijdt je weer tussen de bebowuing en volgt de bevrijdende aanwijzingsbord naar de camping. Wildkamperen had gekund vandaag, maar de weersomstandigheden zijn te onstuimig om ergens alleen in de bergen te gaan staan. Vandaag is een camping een veilige haven.
Ik verheug me op het biertje waar ik de hele dag mee heb gefietst en de zoute chips. Als ik na de tent te hebben opgezet en een lekkere warme douche in het keine keukentjes zit te genieten van mijn versnapering, komt Lutz, de duitser op de ligfiets de camping binnengereden. Hij is bijna twee uur later dan ik, en redelijk uitgeput. Zo'n ligfiets in de Noorse bergen blijkt toch niet zo goed als hij gedacht had. Hij zegt dat hij niet genoeg kracht kan zetten en zijn knieen voelen gesloopt. Mede gezien de weerverwachtingen voor morgen - de hele dag regen - besluit hij een dagje bij te komen van de inspanningen en in Suleskard te blijven staan. Tegenover de camping is een winkel die morgen weer open is.
Lutz gaat verder in westelijke richting naar het Lysefjord. Vanuit Suleskard (op 600 meter hoogte) is het zo'n 35 km naar het punt waar je de boot kunt nemen richting Stavanger. Hoewel het een aanlokkelijk traject lijkt, houd ik vats aan het oorspronkelijke plan om morgen richting de zuidkust te fietsen, weer of geen weer.
Vandaag 115 kilometer gereden. In totaal 390 km.
maandag 15 augustus 2016
Dag 4: Haugrend - Mo - Vinje - Amot - Dalen, 6 aug 2016
Bij het plannen van de fietstocht ben ik uitgegaan van zo'n 100 km per dag. Tot nu toe is dat een goede inschatting geweest. Inclusief het opslaan en opbreken van het kampement ben je zo een lekker dagje bezig. Altijd een voordeel dat het zo lang licht blijft in Noorwegen, dus nooit veel tijdsdruk om op tijd binnen te zijn.
Bij dat plannen kwam ik er achter dat ik in het midden van Zuid-Noorwegen ook tegen het probleem op zou lopen dat er moeilijk een goede route uit te stippelen was. Elke doorgaande route zou, vanwege het gebrek aan verbindingswegen al snel veel verder voeren dan waarvoor ik tijd had. In het dorpje Dalen besloot ik dus mijn tent op de camping te zetten om vervolgens zonder bagage in de omgeving een mooi parcours te fietsen. Op de kaart leek dat daar wel goed te kunnen. En zo zou ik de volgende dag de route door de bergen weer op kunnen pakken en niet gedwongen zijn een veel grotere omweg te fietsen.
Van de camping in Hauggrend was het niet ver naar Bandalski, het dorpje dat aan de oever van het groot bergmeer ligt, onderdeel van een serie meren die met elkaar in verbinding staan en waarover je bijna tot aan de zuid-oostkust kunt varen (Er vaart dagelijks een boot tussen Skien en Dalen - 100 euro p.p.)
Eenmaal beneden aan het meer leidt er een onverharde weg langs de oever van het meer naar Dalen (15 km). Dalen is een typisch Noors dorp, ingeklemd tussen hoog oprijzende bergwanden waar langs verschillende uitvalswegen behoorlijk steil omhoog lopen. Fijn dat ik zonder bagage kan fietsen vanmiddag, want er staan een aantal flinke stijgingen op het program.
Ik kies een rondje via Mo, langs het stuwmeer naar Vinje en via Amot weer terug naar Dalen. De klim (over de zuidelijke weg) naar Mo is pittig, maar prachtig. Boven, langs het stuwmeer is het winderig en gaat het op en neer. Vlak voor Vinje kom je uit op de E134, een belangrijke doorgaande route dwars het zuiden van Noorwegen, waar je vanwege het drukke verkeer liever niet langs fietst. Gelukkig kun je op weg naar Amot al snel vlak voor het begin van het meer voor een onverhard weggetje langs de zuidelijke oever kiezen. En daar fiets je zo'n 12 km lang helemaal in de luwte. Vanaf Amot, een wintersportcentrum met allerlei faciliteiten, zijn er twee wegen terug naar Dalen, aan weerszijde van de rivier die zich vanaf hier een weg naar beneden baant. Ik kies voor het kleine wegegetje aan de oostoever. Na nog een paar kilometer de E134 te hebben gevolgd, kun je afslaan naar rechts en kom je uit op een prachtig maar zwaar parcours. De weg is onverhard en gaat helemaal niet omlaag, zoals ik min of meer verwacht had. Er zitten flinke een aantal flinke stijgingen in, maar ook prachtige doorkijkjes in het ruige dal.
Het mooie van Zuid-Noorwegen ten opzichte van de noorderlijker en hoger gelegen gebieden is dat er volop begroeiing is. Weelderig weides, bossen met (loof)bomen langs sierlijke rivieren en woest watervallen. In het noorden en in de bergen vindt je alleen maar gras en graniet, ook mooi, maar de afwisseling in de zuidelijke dalen is mij wel zo lief.
Met een flinke afdaling kom ik weer terug in Dalen. Dit rondje was in totaal 70 km. het zou mooi zijn als je in Noorwegen meer van dit soort rondjes zou kunnen fietsen, maar zoals eerder gemeld, is dat redelijk uitzonderlijk. Alles bij elkaar een kleine 100 km gefietst vandaag. Totaal 275 km
Bij dat plannen kwam ik er achter dat ik in het midden van Zuid-Noorwegen ook tegen het probleem op zou lopen dat er moeilijk een goede route uit te stippelen was. Elke doorgaande route zou, vanwege het gebrek aan verbindingswegen al snel veel verder voeren dan waarvoor ik tijd had. In het dorpje Dalen besloot ik dus mijn tent op de camping te zetten om vervolgens zonder bagage in de omgeving een mooi parcours te fietsen. Op de kaart leek dat daar wel goed te kunnen. En zo zou ik de volgende dag de route door de bergen weer op kunnen pakken en niet gedwongen zijn een veel grotere omweg te fietsen.
Van de camping in Hauggrend was het niet ver naar Bandalski, het dorpje dat aan de oever van het groot bergmeer ligt, onderdeel van een serie meren die met elkaar in verbinding staan en waarover je bijna tot aan de zuid-oostkust kunt varen (Er vaart dagelijks een boot tussen Skien en Dalen - 100 euro p.p.)
Eenmaal beneden aan het meer leidt er een onverharde weg langs de oever van het meer naar Dalen (15 km). Dalen is een typisch Noors dorp, ingeklemd tussen hoog oprijzende bergwanden waar langs verschillende uitvalswegen behoorlijk steil omhoog lopen. Fijn dat ik zonder bagage kan fietsen vanmiddag, want er staan een aantal flinke stijgingen op het program.
Ik kies een rondje via Mo, langs het stuwmeer naar Vinje en via Amot weer terug naar Dalen. De klim (over de zuidelijke weg) naar Mo is pittig, maar prachtig. Boven, langs het stuwmeer is het winderig en gaat het op en neer. Vlak voor Vinje kom je uit op de E134, een belangrijke doorgaande route dwars het zuiden van Noorwegen, waar je vanwege het drukke verkeer liever niet langs fietst. Gelukkig kun je op weg naar Amot al snel vlak voor het begin van het meer voor een onverhard weggetje langs de zuidelijke oever kiezen. En daar fiets je zo'n 12 km lang helemaal in de luwte. Vanaf Amot, een wintersportcentrum met allerlei faciliteiten, zijn er twee wegen terug naar Dalen, aan weerszijde van de rivier die zich vanaf hier een weg naar beneden baant. Ik kies voor het kleine wegegetje aan de oostoever. Na nog een paar kilometer de E134 te hebben gevolgd, kun je afslaan naar rechts en kom je uit op een prachtig maar zwaar parcours. De weg is onverhard en gaat helemaal niet omlaag, zoals ik min of meer verwacht had. Er zitten flinke een aantal flinke stijgingen in, maar ook prachtige doorkijkjes in het ruige dal.
Het mooie van Zuid-Noorwegen ten opzichte van de noorderlijker en hoger gelegen gebieden is dat er volop begroeiing is. Weelderig weides, bossen met (loof)bomen langs sierlijke rivieren en woest watervallen. In het noorden en in de bergen vindt je alleen maar gras en graniet, ook mooi, maar de afwisseling in de zuidelijke dalen is mij wel zo lief.
Met een flinke afdaling kom ik weer terug in Dalen. Dit rondje was in totaal 70 km. het zou mooi zijn als je in Noorwegen meer van dit soort rondjes zou kunnen fietsen, maar zoals eerder gemeld, is dat redelijk uitzonderlijk. Alles bij elkaar een kleine 100 km gefietst vandaag. Totaal 275 km
Dag 3: Bas - Govjedal - Haugrend, 5 aug 2016
De voorbereiding op de fietstocht van vandaag (lunch) en het afbreken van het kampement nemen zo'n twee uur in beslag. Rond een uur of tien ga ik op weg. Na een ruim half uur fiets ik Amli binnen, de laatste grotere plaats voor ik het binnenland in ga. Hier zijn winkels en een supermarkt. Midden in het dorp ga ik linksaf over de brug de rivier over en rijd over een onverharde weg het Gjovdal in.
Onverhard klinkt ruiger dan het is. De onverharde wegen die ik in Noorwegen ben tegengekomen zijn van prima kwaliteit en ook goed onderhouden. Het is geen asfalt, maar je kunt er prima op fietsen. Ze gebruiken er vaak een inheemse grijze leem/grind ondergrond voor, een beetje vergelijkbaar met gravel, maar dan fijner. Zelfs op racefietsbanden zou ik het aandurven er overheen te fietsen (zonder bagage, dat wel).
Van tevoren is bij veel kleinere weggetjes nooit duidelijk wat de ondergrond is. Vaak gaan ze plotsklaps van asfalt over op onverhard. Maar zoals gezegd, voor de fiets maakt het weinig uit, al merk je natuurlijk wel het verschil als er geklommen moet worden.
De weg door het Gjovdal gaat al snel weer over op asfalt. En langzaam vervolg ik mijn weg langs de rivier en een aantal nederzettingen door het dal omhoog. Het stijgingspercentage is, op een paar hellinkjes na, regelmatig en gematigd. Pas na zo'n twee uur fietsen gaat de weg serieus omhoog. Het is na ruim 120 km vanaf de kust de eerste serieuze stijging. Maar na een kilometer of twee omhoog langs een waterval kom je uit bij een hoger gelegen meer. Het enige verkeer dat langs komt is van een paar toeristencampers en de Noren die overal langs de weg hun eigen hutten hebben. Maar het blijft een rustige weg.
Een tijdje later gaat de weg weer flink omhoog om uit te komen bij een veel groter meer. Een stuwmeer deze keer, dat zich prachtig uitstrekt tussen de door het vroegere gletserijs uitgesleten dal dat omgeven is door de gladde bergwanden.
De weg volgt de oevers van het meer een kilometer of dertig zonder er vlak langs te lopen. Een groot deel van de tijd ben je toch op en af aan het fietsen. Aan het einde van het dal, waar het meer ophoudt, begint de weg definitief omhoog te lopen, het dal uit. De weg voert met een flinke klim naar boven, een meter of 800, om aan de andere kant weer helemaal naar beneden te storten naar het Fyresdal met een ander groot stuwmeer - Fyresvatn. Na een bochtige afdaling - prachtige vergezichten - kom je aan de westoever ervan uit in het dorpje Breivik. Ik ben blij dat ik de berg niet van deze kant op hoef, want die lijkt me heel wat zwaarder dan de voornamelijk langzame stijgende klim die ik aan de andere kant gedaan heb, en waar ik de hele dag over heb kunnen doen.
Ten Noorden van het meer in het dorp Fyresdal is een supermarkt. (De meeste supermarkten zijn door de week minstens tot 20.00 uur open (zaterdags tot 18. 00 uur, zondags is alles dicht). Er is geen camping is Fyresdal, dus ik fiets verder noordwaarts langs wegnr 355. Na zo'n 15 kilometer in het dorpje Haugrend kom ik wel langs een camping, waar ik vlak bij het aangrenzende meer de tent opzet, en gebruik kan maken van de keuken om een goede maaltijd te prepareren. In totaal toch wel ruim 100 km gefietst vandaag. Dat brengt het totaal op 180 km.
Onverhard klinkt ruiger dan het is. De onverharde wegen die ik in Noorwegen ben tegengekomen zijn van prima kwaliteit en ook goed onderhouden. Het is geen asfalt, maar je kunt er prima op fietsen. Ze gebruiken er vaak een inheemse grijze leem/grind ondergrond voor, een beetje vergelijkbaar met gravel, maar dan fijner. Zelfs op racefietsbanden zou ik het aandurven er overheen te fietsen (zonder bagage, dat wel).
Van tevoren is bij veel kleinere weggetjes nooit duidelijk wat de ondergrond is. Vaak gaan ze plotsklaps van asfalt over op onverhard. Maar zoals gezegd, voor de fiets maakt het weinig uit, al merk je natuurlijk wel het verschil als er geklommen moet worden.
De weg door het Gjovdal gaat al snel weer over op asfalt. En langzaam vervolg ik mijn weg langs de rivier en een aantal nederzettingen door het dal omhoog. Het stijgingspercentage is, op een paar hellinkjes na, regelmatig en gematigd. Pas na zo'n twee uur fietsen gaat de weg serieus omhoog. Het is na ruim 120 km vanaf de kust de eerste serieuze stijging. Maar na een kilometer of twee omhoog langs een waterval kom je uit bij een hoger gelegen meer. Het enige verkeer dat langs komt is van een paar toeristencampers en de Noren die overal langs de weg hun eigen hutten hebben. Maar het blijft een rustige weg.
Een tijdje later gaat de weg weer flink omhoog om uit te komen bij een veel groter meer. Een stuwmeer deze keer, dat zich prachtig uitstrekt tussen de door het vroegere gletserijs uitgesleten dal dat omgeven is door de gladde bergwanden.
De weg volgt de oevers van het meer een kilometer of dertig zonder er vlak langs te lopen. Een groot deel van de tijd ben je toch op en af aan het fietsen. Aan het einde van het dal, waar het meer ophoudt, begint de weg definitief omhoog te lopen, het dal uit. De weg voert met een flinke klim naar boven, een meter of 800, om aan de andere kant weer helemaal naar beneden te storten naar het Fyresdal met een ander groot stuwmeer - Fyresvatn. Na een bochtige afdaling - prachtige vergezichten - kom je aan de westoever ervan uit in het dorpje Breivik. Ik ben blij dat ik de berg niet van deze kant op hoef, want die lijkt me heel wat zwaarder dan de voornamelijk langzame stijgende klim die ik aan de andere kant gedaan heb, en waar ik de hele dag over heb kunnen doen.
Ten Noorden van het meer in het dorp Fyresdal is een supermarkt. (De meeste supermarkten zijn door de week minstens tot 20.00 uur open (zaterdags tot 18. 00 uur, zondags is alles dicht). Er is geen camping is Fyresdal, dus ik fiets verder noordwaarts langs wegnr 355. Na zo'n 15 kilometer in het dorpje Haugrend kom ik wel langs een camping, waar ik vlak bij het aangrenzende meer de tent opzet, en gebruik kan maken van de keuken om een goede maaltijd te prepareren. In totaal toch wel ruim 100 km gefietst vandaag. Dat brengt het totaal op 180 km.
Dag 2: Kristiansand - Vegusdal - Bas, 4 aug 2016
De ferry's in Jutland-Denemarken zijn relatief goedkoop en brengen je
snel naar de overkant. Ik had een week van tevoren geboekt en betaalde 45 euro retour.
Maar eerst de auto parkeren, want die blijft in Denemarken. Het Transport Center, met winkel, benzinestation en Touristinfo, bij de rotonde als je Hirtshals binnenrijdt, is de plek waar je de auto goed kunt parkeren. Het is niet bewaakt, maar druk genoeg om hem met een gerust hart meer dan een week achter te laten. Er staan een twintigtal andere auto's van mensen die hetzelfde gedaan hebben.
Vanaf de parkeerplaats kun je snel naar de haven fietsen.
De Fjordline heeft een krachtige boot, die met 37 knopen (70 km per uur) naar de overkant vaart. Ik voer in ruim twee uur van Hirthals naar Kristiansand. Als je van boord rijdt kun je meteen met de fietstocht beginnen.
Ik rijd de stad uit via de E-9 richting Evje. Een vrij drukke weg, maar langs grote delen met een fietspad erlangs. Je kunt de E9 ruim 200 km naar het Noorden vervolgen, een langgerekt gletsjerdal. Een mooie, maar drukke weg. Ik koos ervoor om na 10 km af te slaan naar Vennesla en langs de wegnr. 405 naar Vegusdal te rijden. Al snel komt er een einde aan de agglomeratie en rijd je op een smalle niet drukke asfaltweg die langzaam naar boven loopt. De treinrails naar Oslo lopen in de buurt van de weg, maar die volgt zijn eigen parcours een meter of wat hoger.
Dus na een uurtje fietsen zit je gelijk midden in Noorwegen, weinig verkeer om je heen, kleine weggetjes, beekjes, watervallen, dorpjes aan meertjes, precies wat je je van te voren voorstelde van een fietstocht in Noorwegen.
De weg stijgt langzaam en na zo'n 57 km van Kristiansand kom je uit bij Vegusdal, waar de weg uitkomt op de drukkere tweebaans E42. Je merkt meteen het grote verschil tussen de kleine verbindingswegen en de grotere doorgaande wegen: langsrazend verkeer en geen erg aantrekkelijke weg. Gelukkig kan ik na zo'n 10 km afslaan in noordelijke richting naar Amli (wegnr 413).
De weg is weer smal en erg rustig, terwijl hij op de kaart toch staat aangegeven als een grotere verbindingsweg. Fietst heerlijk. Bij Bas de de eerste grote rivier de brug over. Aan de overkant is er een afslag naar links die door zo'n 40 km door het dal voert, maar dan doodloopt. Ik ga toch die kant op omdat het na 75 km tijd is om een plekje voor de tent te zoeken.
Een klein stukje verder is er niet ver van de weg een open plek onder de bomen. Ik sla het kampement op vlak bij de rivier, die zich hier heeft verbreedt tot een klein meer. Ik ben omringd door een dicht veld van struikjes die vol met bosbessen hangen.
Over water hoef je je in Noorwegen nooit zorgen te maken. Het komt de spuigaten uit; overal stroomt het water overvloedig in steeds grotere stromen de bergen af. Behalve als er direct bebouwing of vee in de buurt is, en dat is bijna nergens, kun je je er naar believen uit aftappen. In de bij de kampeerplaats aangrenzende rivier kan ik me wassen.
Met de beruchte midgets, de verschrikkelijke steekvliegjes, valt het mee. Ze zijn er wel, maar niet in grote hoeveelheden en ik kan me er gemakkelijk tegen weren (anti-spul bij de hand).
Ik eet wat ik van te voren in NL nog voor de eerste dag heb voorbereid. Behalve in de grotere plaatsen in de kuststreek ben ik vandaag geen winkels tegengekomen.
Maar eerst de auto parkeren, want die blijft in Denemarken. Het Transport Center, met winkel, benzinestation en Touristinfo, bij de rotonde als je Hirtshals binnenrijdt, is de plek waar je de auto goed kunt parkeren. Het is niet bewaakt, maar druk genoeg om hem met een gerust hart meer dan een week achter te laten. Er staan een twintigtal andere auto's van mensen die hetzelfde gedaan hebben.
Vanaf de parkeerplaats kun je snel naar de haven fietsen.
De Fjordline heeft een krachtige boot, die met 37 knopen (70 km per uur) naar de overkant vaart. Ik voer in ruim twee uur van Hirthals naar Kristiansand. Als je van boord rijdt kun je meteen met de fietstocht beginnen.
Ik rijd de stad uit via de E-9 richting Evje. Een vrij drukke weg, maar langs grote delen met een fietspad erlangs. Je kunt de E9 ruim 200 km naar het Noorden vervolgen, een langgerekt gletsjerdal. Een mooie, maar drukke weg. Ik koos ervoor om na 10 km af te slaan naar Vennesla en langs de wegnr. 405 naar Vegusdal te rijden. Al snel komt er een einde aan de agglomeratie en rijd je op een smalle niet drukke asfaltweg die langzaam naar boven loopt. De treinrails naar Oslo lopen in de buurt van de weg, maar die volgt zijn eigen parcours een meter of wat hoger.
Dus na een uurtje fietsen zit je gelijk midden in Noorwegen, weinig verkeer om je heen, kleine weggetjes, beekjes, watervallen, dorpjes aan meertjes, precies wat je je van te voren voorstelde van een fietstocht in Noorwegen.
De weg stijgt langzaam en na zo'n 57 km van Kristiansand kom je uit bij Vegusdal, waar de weg uitkomt op de drukkere tweebaans E42. Je merkt meteen het grote verschil tussen de kleine verbindingswegen en de grotere doorgaande wegen: langsrazend verkeer en geen erg aantrekkelijke weg. Gelukkig kan ik na zo'n 10 km afslaan in noordelijke richting naar Amli (wegnr 413).
De weg is weer smal en erg rustig, terwijl hij op de kaart toch staat aangegeven als een grotere verbindingsweg. Fietst heerlijk. Bij Bas de de eerste grote rivier de brug over. Aan de overkant is er een afslag naar links die door zo'n 40 km door het dal voert, maar dan doodloopt. Ik ga toch die kant op omdat het na 75 km tijd is om een plekje voor de tent te zoeken.
Een klein stukje verder is er niet ver van de weg een open plek onder de bomen. Ik sla het kampement op vlak bij de rivier, die zich hier heeft verbreedt tot een klein meer. Ik ben omringd door een dicht veld van struikjes die vol met bosbessen hangen.
Over water hoef je je in Noorwegen nooit zorgen te maken. Het komt de spuigaten uit; overal stroomt het water overvloedig in steeds grotere stromen de bergen af. Behalve als er direct bebouwing of vee in de buurt is, en dat is bijna nergens, kun je je er naar believen uit aftappen. In de bij de kampeerplaats aangrenzende rivier kan ik me wassen.
Met de beruchte midgets, de verschrikkelijke steekvliegjes, valt het mee. Ze zijn er wel, maar niet in grote hoeveelheden en ik kan me er gemakkelijk tegen weren (anti-spul bij de hand).
Ik eet wat ik van te voren in NL nog voor de eerste dag heb voorbereid. Behalve in de grotere plaatsen in de kuststreek ben ik vandaag geen winkels tegengekomen.
Dag 1: Amsterdam - Hirtshals, 3 aug 2016
Fietsen in Noorwegen is geen sinecure. Er zijn lang niet zoveel wegen als in Nederland. Een leuk rondje rijden van zo'n 50 tot 100 kilometer is vaak een lastige opgave. Ruig landschap, steile bergen en hellingen gecombineerd met de lage bevolkingsdichtheid zorgen ervoor dat er weinig wegen zijn, die je via een leuk rondtochtje weer terugbrengen op de plaats van vertrek.
De wegen die er wel zijn, zijn vaak de drukkere doorgaande wegen (E-wegen) met het nodige vrachtverkeer etc. Kleinere weggetjes die afslaan van de grotere lopen vaak dood of voeren je kilometers lang rond door een desolaat landschap of langs de kust om vaak slechts een paar kilometer verderop weer uit te komen op de hoofdweg waar je eerder bent afgeslagen.
Kleinere verbindingsweggetjes, tussen de grotere wegen, zijn dungezaaid. En vaak ook lastig om te fietsen. Vooral vanwege de hellingsgraad van de vele stijgingen die je onderweg tegenkomt. De hoogteverschillen in Noorwegen zijn relatief beperkt. Klimmen duurt nooit langer dan een paar kilometer. Maar dat gaat dan wel de hele dag op en neer. Zelfs boven op een plateau aangekomen is het constant aanzetten op kleine venijnige hellingen.
Om zoveel mogelijk van het landschap te kunnen genieten is niet alleen een fiets met licht verzet nodig, maar ook een waarop je de nodige bagage mee kan nemen. Dat maakt het mogelijk dat je langere doorgaande routes kunt rijden en niet langs dezelfde weg weer terug hoeft te fietsen.
Die bagage is dan aangepast aan de overnachtingswensen. Je kunt in Noorwegen kamperen waar je wil, maar campings zijn er ook genoeg te vinden. Tevens zijn er overal hutten waar je kunt overnachten. (Noorwegen is echter bepaald niet goedkoop, dus deze laatste mogelijkheid kan in de papieren kan lopen) Campings kosten zo'n 13-18 euro p.p.p.n.
Ik ging op pad met een complete kampeeruitrusting. (Voordeel van de Noorse campings is dat er overal mogelijkheden zijn om ter plekke in een keukentje eten te koken.) Alles gepakt op een stevige Koga Myata Terraliner, met Continental Vectran banden. Achter: twee fietstassen, tent, luchtmatras en slaapzak, voor: twee voorwieltassen en een stuurtas.
De eerste dag reed ik met de auto en fiets achterin van Amsterdam naar Hirtshals, om de volgende dag met Fjord Line over te steken naar Kristiansand.
's Avonds aangekomen in Hirtshals ging ik niet naar de camping om de tent op te zetten, maar reed vanaf het Transport Center bij binnenkomst van het stadje rechtsaf naar het strand bij Uggerby (8 km). Daar is aan het eind van de weg, voor je het strand op kunt rijden, een kleine parkeerplaats, met een gebouw waar water en een toilet aanwezig zijn. Keurig verzorgd met WC-papier. Officieel kamperen mag er niet, maar de auto 's nachts parkeren met een luchtbed achterin is geen probleem.
De wegen die er wel zijn, zijn vaak de drukkere doorgaande wegen (E-wegen) met het nodige vrachtverkeer etc. Kleinere weggetjes die afslaan van de grotere lopen vaak dood of voeren je kilometers lang rond door een desolaat landschap of langs de kust om vaak slechts een paar kilometer verderop weer uit te komen op de hoofdweg waar je eerder bent afgeslagen.
Kleinere verbindingsweggetjes, tussen de grotere wegen, zijn dungezaaid. En vaak ook lastig om te fietsen. Vooral vanwege de hellingsgraad van de vele stijgingen die je onderweg tegenkomt. De hoogteverschillen in Noorwegen zijn relatief beperkt. Klimmen duurt nooit langer dan een paar kilometer. Maar dat gaat dan wel de hele dag op en neer. Zelfs boven op een plateau aangekomen is het constant aanzetten op kleine venijnige hellingen.
Om zoveel mogelijk van het landschap te kunnen genieten is niet alleen een fiets met licht verzet nodig, maar ook een waarop je de nodige bagage mee kan nemen. Dat maakt het mogelijk dat je langere doorgaande routes kunt rijden en niet langs dezelfde weg weer terug hoeft te fietsen.
Die bagage is dan aangepast aan de overnachtingswensen. Je kunt in Noorwegen kamperen waar je wil, maar campings zijn er ook genoeg te vinden. Tevens zijn er overal hutten waar je kunt overnachten. (Noorwegen is echter bepaald niet goedkoop, dus deze laatste mogelijkheid kan in de papieren kan lopen) Campings kosten zo'n 13-18 euro p.p.p.n.
Ik ging op pad met een complete kampeeruitrusting. (Voordeel van de Noorse campings is dat er overal mogelijkheden zijn om ter plekke in een keukentje eten te koken.) Alles gepakt op een stevige Koga Myata Terraliner, met Continental Vectran banden. Achter: twee fietstassen, tent, luchtmatras en slaapzak, voor: twee voorwieltassen en een stuurtas.
De eerste dag reed ik met de auto en fiets achterin van Amsterdam naar Hirtshals, om de volgende dag met Fjord Line over te steken naar Kristiansand.
's Avonds aangekomen in Hirtshals ging ik niet naar de camping om de tent op te zetten, maar reed vanaf het Transport Center bij binnenkomst van het stadje rechtsaf naar het strand bij Uggerby (8 km). Daar is aan het eind van de weg, voor je het strand op kunt rijden, een kleine parkeerplaats, met een gebouw waar water en een toilet aanwezig zijn. Keurig verzorgd met WC-papier. Officieel kamperen mag er niet, maar de auto 's nachts parkeren met een luchtbed achterin is geen probleem.
Abonneren op:
Reacties (Atom)